Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Zo kwamen de boden weder tot [10]hem; en hij zeide tot hen: [11]Wat is dit, [dat] gij wederkomt? 10. Namelijk, den koning Ahazia. 11. Hij vraagt dit, omdat hij uit de haastigheid van hun wederkomst kon oordelen dat zij te Ekron bij den afgod niet geweest waren.